Reiziger in tijd & locatie

Boekcover van 'een reiziger' van John Boyne
Een reiziger – John Boyne

In de bieb viel mijn oog op het rijtje boeken van John Boyne. Omdat ik van eerdere boeken (zoals wat het hart verwoest , de grote stilte ) erg genoten heb, pakte ik ook een reiziger mee. En wat een bijzonder boek is dat. Zoals in andere boeken van John Boyne wordt je helemaal meegezogen in de wereld en het verhaal van de hoofdpersoon, de ik-figuur. Het koste me in het begin wat moeite om in dit verhaal te komen, maar hoe verder ik kwam, hoe meer moeite ik had om het boek neer te leggen.

Een reiziger gaat over een mannelijk ik-figuur die de lezer in korte hoofdstukken meeneemt door zijn leven. Het opgroeien onder een vader met een sterk karakter, in een gezin waarin de moeder op unieke wijze de bijvrouw van haar man een plek geeft en gunt. Over de creativiteit die het leven van de hoofdpersoon op verschillende manieren beïnvloed, over zijn opgroeien tot man, het beleven van liefde en van grote verliezen, de gevoelens van verdriet en van wraak die daarmee samen hangen.

Het bijzondere aan de hoofdstukken, en de belangrijkste reden waarom ik wat moeite had om in het verhaal te komen, is dat elk hoofdstuk zich op een andere plaats afspeelt. Het verhaal van de hoofdpersoon en zijn gezinsleden wordt naadloos voortgezet, terwijl de setting zich verplaatst naar een andere locatie en een andere tijd. Zo begint het verhaal rond het jaar 0 en eindigt het met een hoofdstuk dat zich in de toekomst en in de ruimte afspeelt. Onderweg maakt de schrijver sprongen van enkele jaren tot tientallen jaren en doen we alle werelddelen aan. Bijzonder is het wanneer sprongen gemaakt worden die vragen om een enorme verschuiving van perspectief, bijvoorbeeld vanuit een Europees klooster op christelijke basis naar een vergelijkbare setting in een Aziatisch land waar uiteraard een heel andere godsdienst de basis van het samenkomen en -wonen van mensen is. En onderwijl loopt het verhaal door. Je blijft meegezogen worden in het verhaal en de gevoelswereld van de ik-figuur en wordt er bijna stiekem op gewezen dat de menselijke emoties over de hele wereld zeer gelijkend zijn.

Naast het boeiende en grijpende verhaal, kreeg ik gaandeweg het boek ook steeds meer waardering voor het format. Het vakmanschap van John Boyne als schrijver wordt met elk hoofdstuk duidelijker. Slechts in een heel enkel geval ervoer ik de sprong in tijd en locatie als ongemakkelijk, als gezocht. In alle andere gevallen vond ik de uitvoering van de sprong zeer knap en verrassend uitgevoerd. Samengevat is het boek wat mij betreft een enorme aanrader.

Het klokje van Benedictus

Al langere tijd studeer ik (af en toe) op ‘Een levensregel voor beginners’ van Wil Derkse. Het boek heb ik al jarenlang in huis, maar de afgelopen maanden ben ik me er pas echt op gaan toeleggen. Het paste heel goed bij mijn magische ochtenden. Even in stilte zijn, al schrijvend dichter bij mijzelf komen en korte tijd studerend lezen.

De afgelopen weken was het vooral het schrijven dat ik vol hield. Drie, of soms maar twee, volle pagina’s en dan vond ik dat mijn ‘eigen tijd’ lang genoeg had geduurd. Vandaag pakte ik heel bewust het boek van Wil Derkse er weer eens bij en las over de kunst van het beginnen en van het ophouden. Over het meteen reageren. Wanneer het klokje zegt dat het tijd is om te beginnen meteen van start gaan en wanneer het tijd is om op te houden (en aan iets anders te beginnen) eveneens meteen te reageren.

De kunst van het beginnen… *slaakt een zucht* Ik ben beter, veel beter, in de kunst van het begin uitstellen. Een hele dag werken, in de vorm van e-mail beantwoorden, mijn agenda beheren, taken verdelen over de week, met collega’s bijpraten, etc. om aan het einde van de dag doodop te zijn, maar geen letter op papier te hebben gezet voor dat belangrijke beleidsstuk. Tot natuurlijk de deadline voor zoiets belangrijks nadert en ik mijzelf een dag of dagdeel moet opsluiten om dat alsnog in orde te brengen. De kunst van het beginnen, het daadwerkelijk direct reageren als het tijd is om met iets te beginnen en om de grote, lastige klussen niet voor je uit te schuiven. Het is een thema waar ik de komende tijd wat meer aandacht aan mag geven…

Toen las ik door. En ik ging me realiseren dat ik misschien best wel de kunst beheer van het beginnen (als ik mijzelf er weer even toe zet… ) maar dat ik de kunst van het ophouden veel en veel lastiger vind. Het neerleggen van je werk, als het klokje zegt dat het tijd is voor het volgende (of voor de pauze die zo belangrijk is), dat is nog niet zo gemakkelijk. Excuses genoeg ‘het gaat net zo lekker’, ‘nog even dit afmaken’, ‘nog even deze laatste bladzijde / e-mail / tekst aflezen’. Of ’s avonds laat, nog even op Facebook/Instagram/twitter/mijn e-mail/een blog kijken of er de laatste 10 minuten nog iets nieuws is gepost. Ook dan is de kunst van het ophouden een lastige, en slaap ik geregeld later in dan ik zou willen. Maar hoe beter ik ’s avonds weet op te houden, hoe makkelijker het de volgende dag is om meteen te reageren op de échte wekker. En de dag daadwerkelijk te beginnen met een welgemeend Ja-zeggen tegen de dingen die op mijn pad komen.

De kunst van het ophouden, en mijzelf daarmee de ruimte geven om de kunst van het beginnen in haar volheid uit te kunnen oefenen. Dát is het thema waar ik de komende tijd op mag gaan letten.

Stabilitas

Vanochtend had ik een min of meer magische morgen. Het kostte me moeite om mijn bed uit te komen, en ik had de wekker al een half uurtje later gezet. De reden was me vrij duidelijk, het kostte me namelijk gisteravond ook moeite om in bed en in slaap te komen. Een energieke, én gezellige, bestuursvergadering maakte dat ik de slaap lastig vatte.

Uiteindelijk zat ik boven op mijn eigen zolder-plekje, na een omweg via de afwas van gisteravond en het zetten van een thermos thee. Ik deed een korte meditatie (een 3 minuten ademruimte) en schreef een stuk. De meditatie gaf mij het inzicht dat ik mijn aandacht mag richten op het laten zijn van dingen. De pijntjes in mijn lichaam op de vroege ochtend hoeven niet ter plekke tijdens de meditatie aangepakt te worden, ze mogen er zijn; de gedachten tijdens de meditatie hoeven niet gevolgd te worden als gedachtenstroom, ze mogen voorbij komen.

Ik schreef mijn inzichten in mijn schriftje, tezamen met nog wat meer ‘braindrain’, en twijfelde of ik aan het werk zou gaan of toch eerst nog wat zou lezen. Ik besloot tot het laatste en pakte ‘Een levensregel voor beginners’ van Wil Derkse.

De eerste halve bladzijde die ik las, maakte dat ik groot ‘Hier en NU’ in de kantlijn schreef. Woorden die ik letterlijk herhaald zag toen ik de bladzijde omsloeg. Vervolgens las ik daar een citaat dat precies ging over het inzicht dat ik die ochtend opdeed mediterend en schrijvend. Ik deel het daarom graag hier

Maar je kunt je oefenen om het optreden van dagdromen – en wie heeft ze niet? – beetje bij beetje aan banden te leggen, en tegelijkertijd de aandacht als het ware om te keren en weer te richten op waar je mee bezig bent, of degene die je aandacht vraagt.

Oefenen in erbij zijn kan geleidelijk vrucht dragen. Als je toch bij dat op het oog saaie college zit, hoewel je liever nog in je lekkere bed was gebleven, kun je net zo goed aandachtig meedoen.

Magische ochtenden

In de nieuwsbrief van de bibliotheek, uitgebracht vanwege de zoveelste verlenging van de lockdown, las ik dat het reserveren van boeken tijdelijk gratis is. Als echte Nederlander zag ik een koopje liggen en gebruikte deze kans om de boeken die al een tijdje op mijn verlanglijst stonden te reserveren. Eén van die boeken was ‘Miracle morning’ van Hal Elrod. Sinds ik de Tiny Podcast over ‘morning medicine’ luisterde, had ik dit boek op mijn lijstje staan. En nu kreeg ik het, door een samenloop van omstandigheden, in mijn handen.

Ik sluit niet uit dat, als ik het zelf had moeten opzoeken in de bieb, ik het teruggezet had op de plank. Na het lezen van de zéér Amerikaanse intro’s, citaten van geslaagde volgers van de methode en zo meer, weet ik niet of ik het mee naar huis had genomen. Maar nu haalde ik het op aan de deur en bladerde er pas thuis voor het eerst in. Omdat het nu al in huis was, besloot ik het te gaan lezen.

Het resultaat is dat ik nu alweer twee ochtenden de wekker tijdig heb gezet (vrijdag én zaterdag) en bovendien beide ochtenden snel naast mijn bed stond.

Halverwege februari volgde ik bij Hade de cursus ‘Frisse start’ waarvoor ik al een weekje lang elke ochtend bewust (en vroeg) mocht starten. Dat het daarna meteen voorjaarsvakantie was en ik me laafde aan een weekje rust, hielp niet om de vroege ochtenden erin te houden. Maar nu in de herkansing met ‘Miracle morning’.

Ik probeer een ritme te maken waarin ik aandacht besteed aan de zes onderdelen die Hal Elrod in zijn boek beschrijft. Hij noemt ze de life S.A.V.E.R.S, waarbij de letters staan voor Silence (stilte / meditatie), Affirmation (het opschrijven of benoemen van een bekrachtiging voor jezelf), Visualisation (visualiseer voor jezelf een goede dag), Exercise (bewegen), Reading (tijd om wat te lezen) en tot slot Scribing (de kunst van het schrijven).

Vooralsnog ben ik blij met het uurtje waarin ik een aantal dingen doe die ik anders vaak vergeet, oversla, geen tijd geef. Ik ben heel benieuwd hoe dat is als ik een weekje of een maand verder ben.

Ondertussen ben ik benieuwd hoe anderen hun dag starten, of op welk moment anderen aandacht besteden aan de dingen die hierboven als ‘lifesavers’ benoemd worden. Wil je reageren? Graag!

Vergeet ook niet op de linkjes te klikken. Ga kijken bij het aanbod van Hade en luister haar dagelijkse podcast!

Poëzie-pauze

Een tijdje geleden vroeg Hade haar luisteraars om een bijdrage te leveren aan haar podcast in de vorm van het delen van een gedicht en de reden waarom je deze tekst bijzonder vindt. Ik had meteen een gedicht in gedachten en verzorgde vandaag de poëzie-pauze in de tiny podcast:

Dag luisteraars (of nu dus lezers), vandaag mag ik jullie poëzie-pauze verzorgen. Het is een gedichtje dat ik samen met mijn zoon geregeld even aanhaal:

Poezie, zo moeilijk nie. Op alles rijmt wel iets. Behalve dan op waterfiets. Op waterfiets rijmt niets.

En dan gniffelen we samen om deze leuke zinspeling.

Wij houden hier thuis allemaal heel erg van dit soort taalgrapjes. en zullen het ook niet laten elkaar aan te stoten als we een zin lezen die je ook heel anders op kunt vatten. Vanochtend nog in de krant: ‘Wethouder noemt het onacceptabel dat deze studie bevestigt dat het probleem zich ook voordoet in de stad.’ Dan gniffelen wij en zeggen tegen elkaar: het probleem is niet het ergste, maar dat het onderzoek dat heeft durven bevestigen, oei oei oei!

Poëzie, zo moeilijk nie. Het staat voor mij ook voor iets meegeven aan onze kinderen. Een spitsvondigheid, een humor waar zij hun leven lang plezier van hebben.

Ik zocht het stukje zojuist even terug. Omdat ik zeker wilde weten dat het van Herman Finkers is. Dat klopt (gelukkig). Het blijkt zelfs een stukje uit de tekst van een heel lied te zijn. Ik zal er zo mee afsluiten. Maar ik wil nog even zeggen dat de link met Herman Finkers bijzonder voor mij is. Niet alleen de genealogische link (je moet er ook 5 of 6 generaties voor terug) maar vooral omdat hij zijn Twentse stem laat horen, in het Twents spreekt en zingt, en ook omdat hij zich durft uit te spreken over zijn Rooms Katholieke geloof. Ik vind hem heel authentiek en heb daar bewondering voor.

Aan hij die woont in Knokke, Brugge en Kortrijk
Weet u wel, dat u woont in drie plaatsen tegelijk?
De aarde raakt zo overvol, zag ik laatst vermeld
Zo zijn wij al met vijf miljard, mijzelf niet meegeteld
En al was ik wel geteld, dan nog bleef het veel
La, la, la… la, la, la… la, lalalala
Poezie, zo moeilijk nie, op alles rijmt wel iets
Behalve dan op waterfiets, op waterfiets rijmt niets
De een die rijmt: I love you, bijvoorbeeld een Canadees
De ander zegt: je t’aime, bijvoorbeeld een Canadees
Zo als hij is geQuebect, zo zingt de Canadees
Ich liebe dich, da’s een Duitser, die in Canada is geweest
De Canadees, hij vond zijn Trees, ’t was in de maand van mei
Hij zei: joechei, het maakt me blij, zo’n vrijpartij met jij
Hij vrijde hier, hij vrijde daar, met elke jonge meid
En zo werd op den duur, heel Nederland bevrijd
Een Canadees zegt: “How are you?”
Een Spanjaard zegt: “I’m fine”

De Canadezen van Herman Finkers

Luie, lange ochtenden lezen

Eén van de leukste dingen van de kerstvakantie vind ik dat er als vanzelf tijd komt om te lezen. ’s Avonds de gordijnen dicht en in je cocon kruipen met een pot thee en een lekker dik boek. Of vroeg naar bed en nog lekker lang blijven lezen (of te laat naar bed en dan nog steeds te lang blijven lezen). Om vervolgens de volgende ochtend weer verder te lezen, liefst met een kopje koffie in bed.

In deze kerstvakantie werden er in ons huis verschillende boeken gelezen. Zelf las ik er vier waar ik zometeen kort wat over zal zeggen. En ik zal ook wat zeggen over het leesmonster dat onze zoon geworden is en wat hij leest.

Zelf (her-)las ik de eerste twee boeken van Terry Pratchett, ‘the colour of magic’ en ‘the light fantastic’, een onderwijsboek ‘Wanneer krijgen we weer les’ van Paula van Manen en zojuist bereikte ik het einde van het verhaal dat Jeroen Windmeijer in ‘het Paulus Labyrint’ vertelde. En ik heb van alle vier genoten, elk in hun eigen genre.

Terry Pratchett – ‘the colour of magic’ & ‘the light fantastic’

Van Terry Pratchett heb ik zo’n beetje alles al gelezen. Helaas is hij relatief jong overleden en zullen er geen boeken meer volgen. Zijn eerste verhalen ken ik niet zo goed en dat was mede de reden om de eerste boeken te herlezen. Het verhaal loopt eigenlijk door van ‘the colour of magic’ naar ‘the light fantastic’. Het engels kostte me af en toe wat moeite, misschien wel omdat ik me ervoor openstelde om de tekst beter te willen doorgronden waar ik in het verleden het verhaal meer leidend liet zijn en een enkel onbegrepen woord simpelweg oversloeg. Hierdoor heb ik van sommige stukken van het verhaal minder genoten maar tegelijkertijd ben ik het gehele verhaal meer gaan waarderen. Het mooie vond ik dat ik vanuit latere verhalen terug kon kijken en de ontwikkeling van een aantal personages, de ontwikkeling van de schrijver erin mocht zien. Voor iemand die Pratchett als schrijver nog niet kent, zou ik echter andere verhalen aanraden om mee te beginnen.

‘Wanneer krijgen we weer les?’ – Paula van Manen

Via mijn werk kreeg ik de kans om een onderwijsboek te lezen en er vervolgens een recensie over te schrijven. Dat laatste moet ik nog doen, maar kan ik hier mooi even oefenen ;-). Ik las ‘Wanneer krijgen we weer les?’, een titel die voortkomt uit de uitspraak die een MBO-student deed in de situatie waarin de schrijfster van het boek, Paula van Manen’ zich bevond. Het boek beschrijft de periode waarin gepersonaliseerd onderwijs wordt ingevoerd op de MBO-opleiding waar de schrijfster werkt, als docent, coach, leerpleinbegeleider. Ik vond het een prettig geschreven boek waarin een onderwijsvernieuwing gevolgd wordt vanuit het perspectief van de docent. De mooie idealen tegenover de dagelijkse praktijk. Het gaf me opnieuw het besef dat er heel veel randvoorwaarden van invloed zijn op het slagen van een onderwijsvernieuwing. Ik hoop dat ik dat besef in mijn werk nog vaak kan meenemen in mijn achterhoofd en ook dat ik van invloed mag zijn op het creëren van de juiste randvoorwaarden of op het gebruiken van het juiste momentum in situaties. Het boek is zeker een aanrader voor andere onderwijsmensen, niet zo diepgaand als andere boeken die over het onderwijs gaan, maar juist een mooie afwisseling door de focus op wat er in de praktijk gebeurt.

Lokaal lezen: ‘het Paulus Labyrint’ – Jeroen Windmeijer

Uit de bieb nam ik vorige week ‘het Paulus Labyrint’ mee. Aangeprezen als de ‘Leidse Dan Brown’ had ik het boek, of een ander verhaal van dezelfde schrijver al eens zien liggen bij de lokale boekhandel. De boeken van Dan Brown heb ik in het verleden met veel plezier gelezen, zeker waar de verhalen zich afspeelden op mij bekende plekken. Genoeg reden om ook eens iets te lezen van Jeroen Windmeijer. Het resultaat was een paar avonden veel te laat in slaap vallen, omdat ik in het verhaal werd meegezogen. Extra leuk was het om de straatnamen te herkennen en in mijn hoofd de straten, steegjes en bruggetjes te zien waar hoofdpersoon Peter de Haan doorheen liep, of soms rende om aan zijn achtervolgers te ontkomen. Een leuk spannend verhaal, en ik denk ook voor niet-Leienaren een aanrader.

‘de waanzinnige boomhut van 13 verdiepingen’

Een zevenjarig leesmonster

Naast mijn eigen page-turners genoot ik ook van het leesplezier van onze zoon. Na een wat moeizame leesstart ging hij in groep 3 al gauw als een speer. En inmiddels leest hij alles wat los en vast zit. Deze zomer is hij begonnen in Harry Potter (!) en ondertussen leest hij het razend spannende deel 5. Om dat een beetje in goede banen te leiden, lezen wij hem ook elke avond voor uit Harry Potter. Zo blijven we goed op de hoogte van waar hij is in het verhaal en hoe hij er op reageert. Omdat de boeken steeds spannender worden, proberen we ook weer wat actiever andere verhalen en boeken aan te reiken. En, toen ik voor een verjaardagscadeau het zesde deel van de waanzinnige boomhut kocht, nam ik het eerste deel mee voor onze zoon. Nog dezelfde dag was het boek uit! Hij heeft het gewoon verslonden. En het plezier en enthousiasme waarmee hij er vervolgens over kan vertellen. Prachtig!

Te staken of niet te staken?

Al bijna 4 jaar, of bijna zolang als onze oudste naar de basisschool gaat, zit ik in het bestuur van diezelfde school. Sinds vorig jaar ben ik de voorzitter van het bestuur. Daarmee ben ik voorzitter van de oudervereniging die formeel onze school in stand houdt, en voorzitter van het bevoegd gezag dat de eindverantwoordelijkheid draagt voor de school en het onderwijs. Zelf werk ik in het voortgezet onderwijs, in een beleidsfunctie waar ik het enorm naar mijn zin heb. Ik staak zelf niet. Ik heb het zoals gezegd enorm naar mijn zin en ervaar geen werkdruk. Ik zie problemen in het onderwijs, maar vooral voor het basisonderwijs. De gebeurtenissen afgelopen weekend vond ik treffend voor de manier waarop de politiek probeert het onderwijsveld aan het lijntje te houden. We moeten met elkaar in gesprek over structurele maatregelen en daarbij passende structurele financiële middelen. Maar ondertussen hebben wij als vrijwilligersbestuur een rol te spelen tussen ouders en school, als bestuur voortgekomen uit de ene groep en tegelijk eindverantwoordelijk voor de tweede groep. Ik schreef het volgende over de gebeurtenissen die op vrijdagavond 1 november in een stroomversnelling raakten:

Vrijdagavond 1 november een eerste berichtje in de groepsapp van ons (vrijwilligers-)bestuur: 460 miljoen euro extra voor onderwijs en een linkje naar de NOS-website. Meteen ook de vraag: ‘Gaat de staking nu nog wel door?’.

Sinds 2017 hebben wij meermaals de keuze moeten maken hoe wij zouden reageren op de aangekondigde stakingen. En dat is niet gemakkelijk voor een vrijwilligersbestuur van een schoolvereniging. Wij zijn om te beginnen ouder van één of meerdere kinderen op deze school, hebben vrijwel nooit een achtergrond in het onderwijs en komen heel weinig in contact met andere bestuurders. Toch zijn wij werkgever van een team van ca 30 mensen en beslissen bij elke stakingsoproep opnieuw of en hoe wij het team willen steunen, en vervolgens of en hoe de lessen (deels) kunnen doorgaan.

In aanloop naar 6 november hebben wij als bestuur opnieuw besloten om achter ons team te gaan staan. De stakingsbereidheid binnen onze school is groot, voor team, directie en bestuur is de urgentie duidelijk, want wij worden geraakt door:

–         Een groeiend lerarentekort: Onze bovenformatieve inzet, bedoeld voor onderwijsontwikkeling en duurzame kwaliteit van onderwijs, gaat op aan vervangingsuren; Een onverwachte vacature aan het begin van het schooljaar is nog steeds niet opgevuld. Er zijn geen belangstellenden te vinden; Bij kortdurende vervanging zijn er geen (bevoegde) leerkrachten beschikbaar; Eigen leerkrachten werken structureel extra om de gaten in de formatie op te vangen zodat er geen klassen naar huis gestuurd hoeven te worden.

–         Aantrekkelijkheid van het vak: De onderbetaling van leerkrachten in het primair onderwijs; De hoge werkdruk, onder andere door de verantwoordingslast en het grote verantwoordelijkheidsgevoel; De toename van het lerarentekort door beeldvorming rondom het leraarschap die niet gekanteld wordt, waarbij werkdruk en beloning belangrijke ingrediënten zijn.

–         Afname van de ruimte voor eigen onderwijskeuzes binnen de schoolvereniging: Eigen, financiële, middelen gaan, als we niet oppassen, naar ‘gewoon goed onderwijs’ in plaats van naar onze eigen onderwijskeuzes; Het risico dat ‘gewoon goed onderwijs’ straks alleen nog maar beschikbaar is voor diegenen die dat kunnen betalen. 

Het team willen we bovendien steunen omdat zij zich ontzettend betrokken tonen en op allerlei manieren extra inzetten voor onze kinderen. Door een tijdlang extra te willen werken om een vacature op te vullen. Door extra te komen om ziekte van collega’s op te vangen. Door een arm om elkaars schouder te slaan als dat even nodig is. Omdat we bovendien trots zijn op de manier waarop het team dit doet, staan we zeker achter hen.

Op maandag 28 oktober bekrachtigen we tijdens onze maandelijkse bestuursvergadering de definitieve beslissing om door te betalen en op dinsdag 29 oktober delen we dit, nogmaals, mee aan vertegenwoordigers van het team. De directeur van de school stelt een bericht op aan alle ouders om mee te delen dat de school dicht zal zijn op 6 november. Mede namens team en bestuur vraagt hij om begrip van de ouders.

Als bestuur van de vereniging weten we dat we ons in de volgende ledenvergadering zullen moeten verantwoorden aan onze leden, de ouders die op de stakingsdag thuis moeten blijven voor hun kinderen. We vinden dat we ons besluit goed kunnen uitleggen.

Tot vrijdagavond 1 november: 460 miljoen extra voor het onderwijs en een linkje naar de NOS-website.

Meteen ook de vraag: ‘Gaat de staking nu nog wel door?’.

We zijn verbaasd. Ineens is er geld. Maar is dit het geld waar we op zitten te wachten? Gaat dit het verschil maken voor onze school, voor onze kinderen en voor de kwaliteit van hun onderwijs? En hoe gaat het nu verder. Kunnen we op deze termijn de beslissing om de school te sluiten terugdraaien? Verwachten ouders dit, of rekenen zij inmiddels op een ‘vrije dag’?

Gaandeweg het weekend houden we de nieuwsberichten goed in de gaten. De berichtgeving, maar ook via twitter wordt er veel informatie gedeeld. We kijken bij de bonden, en letten op wat de PO-raad ons aanbeveelt. We lezen het convenant en als iemand terugrekent hoe weinig er van 460 miljoen overblijft op het niveau van de school of de leerling. We app-en met elkaar, vragen onze directeur om raad, terwijl het team onderwijl graag wil weten of ons standpunt voor 6 november wijzigt. Het beeld wordt maar zo langzaam helderder dat we moeten besluiten om de maandagochtend af te wachten alvorens we als bestuur ons standpunt kunnen herzien of bekrachtigen. Dat het ontbreekt aan structurele investeringen en dat wij dit betreuren is wel duidelijk, maar mag, kan en gaat er nu gestaakt worden op 6 november? Onze directeur communiceert aan team en ouders dat we pas maandag in de loop van de dag kunnen communiceren over wat dit betekent voor de woensdag.

Maandagochtend 3 november is wel duidelijk dat de stakingsoproep weer helemaal terug op tafel is. Voor ons als bestuur volgt een laatste afstemming per whatsapp. Unaniem stemt het bestuur in met mijn voorstel om de staking nog steeds te steunen en aan het begin van de ochtend kan ik het bekrachtigde standpunt delen met de directeur en het team. Later op de ochtend krijgen alle ouders een mededeling via het ouderportaal dat de staking op 6 november toch door zal gaan. Het team maakt zich op voor een stakingsdag, het bestuur slaakt een zucht van verlichting. En de ouders? Die zijn in veel gevallen druk met het regelen van speelafspraakjes voor hun kinderen voor de vrije woensdagochtend. 

Een nieuw (school-)jaar

Een nieuw jaar, een nieuw begin. Na zes heerlijke weken vakantie (voor beide kinderen en, hoe luxe, dit keer ook voor mij) was maandag weer de eerste ‘gewone’ dag.

Gewoon. Gewoon? Nee, het is niet gewoon. Nog nooit eerder besefte ik zo goed, hoe groot de zegen van ‘gewoon’ is. Ik werk al ruim 10 jaar in het onderwijs en de start van een nieuw schooljaar is altijd een bijzonder moment. Werkend vlakbij de directie van een grote scholengemeenschap zie je elk jaar de opluchting op de gezichten als iedereen ‘gewoon’ weer aan het jaar kan beginnen. Als er geen ongelukken zijn gebeurd, als er geen slecht nieuws is gekomen, als er niets bijzonders is gebeurd in de zomerperiode.

Tien dagen voor het einde van onze zomervakantie kwam het bericht dat een goede vriend van ons getroffen is door kanker. Vlak voor de zomer zijn hij en manLief nog samen op pad geweest voor het goede doel. En nu is zijn wereld op z’n kop gezet door een slecht bericht. Alles wat vanzelfsprekend was, wordt ineens een vraagteken. Niks meer gewoon.

Alles wat vanzelfsprekend was, wordt ineens een vraagteken.

Terwijl we wachtten op nader nieuws van deze vriend, kwam het volgende slechte bericht. Een docente van de basisschool was opgenomen in het ziekenhuis en haar toestand was kritiek. Als voorzitter van het bestuur werd ik geïnformeerd, als mens, als moeder, als partner voel je het verdriet en de spanning. Na een aantal dagen van intens meeleven met alle updates, soms beter, soms slechter, is zij donderdag overleden. Hoezo, gewoon? Niets is meer gewoon als zoiets gebeurt. Haar partner, haar kinderen… Hoe gaan zij ooit nog ‘gewoon’ weer aan de slag na de zomervakantie?

Dus, ik sta stil. Soms letterlijk, bijvoorbeeld als ik in de aula van de school even naar de foto van deze overleden juf kijk. Soms figuurlijk, als ik op de bank zit en mijn gedachten laat gaan naar de rollercoaster waarin iemand kan belanden omdat er kanker wordt geconstateerd. Andere keren met blijdschap in mijn hart, bijvoorbeeld toen ik onderstaande foto van manLief kreeg. Onze kinderen, op hun eigen fiets op weg naar school.

En gelukkig voor hen, voelt dat dan toch weer heel gewoon.

Mijn opa

Mijn opa (moederskant) was een bijzonder man. Hij was geen gemakkelijk man. En hoewel er excuses genoeg te maken zijn voor hoe hij was, was het ook niet altijd makkelijk. Niet voor mijn Oma, niet voor hun kinderen, niet voor hun schoonzoons/-dochters, niet voor zijn eigen broers en zus, niet voor de familie van mijn Oma. Niet voor werkgevers, klanten, vrienden. Maar, na dit sombere begin, ik hield veel van hem. En hij van mij, van ons, zijn (klein-)kinderen en vrouw.

Dit stuk gaat niet over mijn opa. Het gaat over zijn jeugd. En het komt door mijn interesse voor genealogie. Voor mijn eigen stamboom, maar vooral voor alle verhalen die als vruchten aan de takken van al die stambomen geplukt kunnen worden. Dit verhaal gaat over de ouders van mijn Opa:
Henricus Johannes Bernardus van der Heijden en
Cornelia Alberta Maria van Dijk.

Op 15 april 1941 overleed Cornelia Alberta Maria (roepnaam Cor), op 42-jarige leeftijd, bij of kort na de geboorte van haar 8e kind. Het kind is, voor zover ik kan nagaan levenloos ter wereld gekomen. Het gezin van der Heijden bleef achter zonder moeder. Zes jongens en één meisje, in de leeftijd van ca 18 jaar tot enkele jaren oud. Mijn Opa was het derde kind, 14 jaar oud en stond enige dagen later aan het koude graf van zijn moeder. Hij is zich altijd blijven herinneren hoe er van hem verwacht werd een schep zand op haar kist te gooien.

Al snel werd er voorzien in ondersteuning van het gezin, een huishoudster nam alle taken van moeder Cor op zich. Aan haar de zware taak om de kinderen in het gareel te houden, te voeden (en dat in de laatste hongerige jaren van de tweede wereldoorlog) en naar volwassenheid te begeleiden. De tochten die mijn Opa samen met zijn 3 jaar oudere broer maakte in de hongerwinter stonden hem eveneens in het geheugen gegrift. Niet dat beide jongens met veel voedsel naar huis kwamen na één of meerdere dagen van boerderij naar boerderij lopen. Maar hun portie eten van die dagen kon verdeeld worden over de jongere kinderen terwijl mijn Opa en zijn broer bij de meeste boerderijen waar ze aanklopten wel een snee brood en een beker melk in handen gedrukt kregen. Vanuit Hilversum kwamen ze zo soms wel tot in Andijk, twee pubers lopend op pad gestuurd.

Na een paar jaar trouwde vader Harry met de huishoudster (hieronder de inschrijving van zijn overlijden in het register van de burgerlijke stand waarbij zijn tweede echtgenote genoemd staat evenals zijn status als weduwnaar van zijn eerste vrouw) en ontfermde zij zich blijvend over de kinderen. De oudsten waren inmiddels uit huis of gingen snel hun eigen weg. De eerste (te snel) getrouwd (en later weer gescheiden), nummer twee en drie uitgezonden geweest naar Nederlands-Indië. De tweede zoon emigreerde, na thuiskomst uit Indië naar Nieuw Zeeland en werd daar houthakker, om eind jaren ’50 te overlijden bij een bedrijfsongeluk. Mijn Opa (nr 3 in de rij) overwoog zijn broer te volgen overzees, maar koos voor het opbouwen van een toekomst samen met mijn Oma. Omdat zij geen toestemming kreeg voor het huwelijk (en dat is weer een heel ander verhaal) hebben zij gewacht tot haar 30e verjaardag om in het late voorjaar van 1956 te kunnen trouwen. Waar de jongere broers en zus van mijn Opa in Hilversum en omstreken bleven wonen, trokken mijn Opa en Oma van baan (met huis) naar betrekking, naar eigen kansen en van stad naar dorp tot ze zo’n 10 jaar na hun huwelijk met hun vier kinderen neerstreken in Leiderdorp.

De moeizame relatie met huishoudster/stiefmoeder bleef al die jaren. Niet alleen tussen mijn Opa en deze vrouw, maar ook mijn moeder en haar zusje en broertjes voelden duidelijk dat dit geen echte oma was.

Waar de stroefheid in de relatie begint? Bij een volop puberende jongen die zijn moeder moest verliezen? Bij een strenge huishoudster die in een huishouden vol verwende jongens terecht kwam? Bij een jongen die zich niet wenste te schikken naar de nieuwe situatie thuis? Bij de periode van schaarste en onrust in Nederland? Bij een vrouw die nooit had verwacht moeder te worden en die rol wilde afdwingen bij het gezin waarin zij opgenomen wilde worden? Vragen die niet (meer) beantwoord kunnen worden. Als ze ooit al beantwoord konden worden. Vragen die horen bij het verhaal dat ik hierboven kort heb verteld. En dat naar aanleiding van de digitalisering van vele bestanden van de burgerlijke stand. In dit geval een aangifte van overlijden op 16 april 1941.

Helen en niet verdringen

Ik zat mijn huiswerk voor loopbaancoaching nog eens na te lezen. Een test waaruit een score op verschillende (team-)rollen kwam. Het was niet de eerste keer dat ik de test deed, de uitslag was niet nieuw en geeft tegelijk wel nieuwe inzichten. Ik geniet heel erg van het loopbaantraject en van de dingen die ik over mijzelf mag leren. De rollentest heb ik met veel plezier gedaan, na de eerste aarzeling.

Waarom die aarzeling? Een vergelijkbare rollentest deden we najaar 2017 met ons toenmalige team. Een team bestaand uit mijzelf, drie collega’s en een leidinggevende. Het team waarvan in januari 2018 en in april 2018 twee collega’s uitvielen en waar ik zelf eind mei 2018 uitviel. Alledrie met als uiteindelijk resultaat de beslissing niet terug te willen keren naar onze werkplek. Uit de toenmalige rollentest kwam voor mij een iets ander beeld dan het resultaat binnen dit loopbaantraject. Niet gek, omdat de context van het invullen ook heel anders is. De toenmalige rollentest heeft wel geleid tot werkafspraken, tot verwachtingen over en weer, tot niet-passende verwachtingen en toezeggingen. En dat was wat me vandaag raakte.

De rollentest van ons team heeft toentertijd geleid tot (oa.) het verschuiven van taken van mijn leidinggevende naar mij. Taken waar zij, aldus haar uitslag, niet de beste persoon voor was, maar taken die mij evenmin écht energie geven. De begeleider van die dag had dat laatste moeten kunnen zien, als ze open naar ons als team én naar ons als individuen had gekeken. Door het opnieuw doen van de rollentest zag ik hoe er toen binnen ons team de focus verlegd is, naar taken / rollen / verantwoordelijkheden die niet goed bij ieder van ons pasten. Hoe er op verschillende plekken verantwoordelijkheden zijn verschoven die niet pasten bij onze functies. Hoe er scheefgroei werd bevestigd en vergroot.

Dit inzicht deed me pijn. Ik heb er verdriet van dat het zo gegaan is en dat het heeft geleid tot het uiteenvallen van ons team, tot het ziek worden van mijzelf en twee collega’s. Ik werd er door overvallen. En ineens besefte ik dat ik nu in de praktijk kon brengen wat ik bij mindfulness en bij zelfcompassie geleerd heb. Het inzicht deed me heel veel pijn, ik verweet mijzelf bovendien het nodige, terugkijkend naar de situatie. Op dat moment wilde ik het liefste iets anders gaan doen, mezelf afleiden van de pijn, de pijn wegstoppen, of misschien nog liever de leidinggevende of degene die ons team die dag begeleidde de schuld geven. Maar ik deed iets anders. Ik ging de confrontatie aan met het verdriet en met de pijn. Ik zette mijn twee voeten stevig op de grond, ademde diep en rustig en liet de golven van pijn en verdriet komen. Ik weigerde mijzelf om nieuwe koffie te gaan halen, of om meteen de computer te openen en het inzicht te delen in dit bericht. Ik ademde door en liet de golven komen en gaan. Ik luisterde naar mijn lichaam en koos ervoor om niet te luisteren naar de stem in mijn hoofd die mij vertelde wat ik in en na die situatie allemaal anders had moeten doen. Naast het aangaan van de negatieve emoties (mindfulness) durfde ik ook de compassie op te zoeken. Voor mijzelf en voor de anderen die er toen bij waren. Zelfs voor de begeleider van de dag, van wie ik geen al te hoge pet op heb. Ik koos ervoor om in verbinding te staan, van mens tot mens, en vanuit het universele vertrouwen dat wij allen ons best doen.

Het liefst had ik het inzicht analytisch benaderd. Het vergroot mijn kennis van de rollentest en hoe deze rollen kunnen uitwerken in een team. Die kennis hoop ik nog steeds opgedaan te hebben, maar belangrijker is dat ik de pijn en het verdriet niet heb verdrongen. Ik heb er verdriet van dat de fijne samenwerking van een team, met goede resultaten voor de gehele organisatie, teniet gedaan kan worden doordat er een leidinggevende toegevoegd wordt die niet de match weet te maken. Toch is dat nu hoe het is, het team is er niet meer en komt niet meer terug én ik heb daar verdriet van. Dat toe te mogen geven, in plaats van weg te stoppen, is helend.

Dus laat ik mij soms even overspoelen door golven. Eb en vloed. Je kan ze wel ontkennen, of willen vermijden, maar de golven zijn echt. Net zo echt als mijn hoofd dat ook weer boven water komt.